De woonbootbewoner als illegaal (1)

In het artikel licht de auteur de juridische status van woonboten in Nederland toe, voortbouwend op een cruciale uitspraak van de Raad van State uit 2014 die woonboten als bouwwerken classificeert. Deze classificatie heeft volgens hem ingrijpende gevolgen voor de legaliteit van veel woonboten. Hij meldt dat de minister voor Wonen en Rijksdienst heeft gesuggereerd de wetgeving aan te passen om woonboten standaard als bouwwerken te beschouwen, hoewel de legalisatie van bestaande woonboten uitdagend blijkt door de strenge technische vereisten. Hij uit kritiek op de starre interpretatie van de definitie van een bouwwerk en bepleit een meer gedifferentieerde aanpak die de unieke kenmerken van woonboten erkent. Hij benadrukt de complexiteit rondom de regulering van woonboten en wijst op de noodzaak van doordachte wetgevende maatregelen.

Continue reading De woonbootbewoner als illegaal (1)

De woonbootbewoner als illegaal (2)

Dit artikel behandelt de integratie van woonboten in de Nederlandse Woningwet. Een voorontwerp van mei 2015 stelt voor om woonboten als ‘bouwwerken’ te beschouwen, waarmee ze onder de Woningwet vallen. Voor bestaande drijvende bouwsels wordt overgangsrecht gecreëerd, waardoor deze niet hoeven te voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Mulder merkt op dat er geen regeling is voor het verplaatsen of opheffen van ligplaatsen, en bespreekt de complexiteit van uniforme eisen voor verschillende soorten woonboten. Hij stelt vraagtekens bij de beslissing om geen specifieke eisen uit brandbeveiligingsverordeningen toe te passen. De tekst verkent ook de juridische en historische context van wetinterpretatie en de unieke positie van drijvende bouwwerken in het bouwrecht. Mulder concludeert dat het voorontwerp overwegend positief is maar benadrukt de noodzaak voor regelgeving omtrent het beheer van ligplaatsen.

Continue reading De woonbootbewoner als illegaal (2)

Een neoliberaal sprookje

Het probleem van de Partij van de Arbeid (PvdA) is volgens Herman Vuijsje de “neoliberale vergissing” (NRC van 25 februari 2012). De partij heeft in de jaren negentig een neoliberale afslag genomen en heeft nog altijd last van de gevolgen. De “vergissing van Kok” is het volgen van de neoliberale gedachte dat we het voortaan wel af konden zonder sturende, regulerende en controlerende overheid, aldus Vuijsje. Deze bewering is om twee redenen niet juist. In de eerste plaats is er helemaal geen sprake van afschaffing van de sturende, regulerende en controlerende overheid. In de tweede plaats heeft de PvdA deze gedachte nooit voorgestaan.

De rol van regelgeving door de overheid, is nog nooit zo groot geweest, ondanks de vermeende hegemonie van de neoliberale ideologie. De geschiedenis van het internationale kapitalisme sinds Reagan, Thatcher en Lubbers laat een dubbel proces zien. Aan de ene kant overdracht van overheidstaken aan zelfstandige of geprivatiseerde uitvoeringsorganen. Aan de andere kant een explosie van sturende regulering, met het doel om deze delegatie in goede banen te leiden. Degenen die denken dat we in een tijdperk van het laissez-faire liberalisme leven, hebben het mis. Zij geloven in een neoliberaal sprookje.

In Nederland is de reguleringsexplosie sinds het einde van de jaren tachtig zichtbaar in de gigantische uitbreiding van de gedetailleerde ordeningsregelgeving, de uitbreiding van inspectiediensten van de ministeries en de opkomst van toezichthoudende agentschappen van de overheid (zoals de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma), de Consumentenautoriteit, het Commissariaat voor de media, de toezichthouder voor de telecomsector Opta, enzovoort). Volgens de Israëlische politicoloog David Levi Faur verschilt het kapitalisme van na 1980 kwalitatief van oudere vormen van kapitalistisch bestuur in zijn vertrouwen op regels en regelhandhaving. Hij spreekt dan ook over “The Global Diffusion of Regulatory Capitalism”. De werkelijkheid is dus anders dan de fervente aanhangers van de ideologie van het neoliberalisme en de fervente bestrijders daarvan denken.

De PvdA heeft nooit gepleit voor afschaffing van de sturende, regulerende en controlerende overheid. Integendeel. Invloedrijk partijprominent Ad Geelhoed pleitte in de jaren tachtig en negentig juist tegen regulering die alleen bevoegdheden overdraagt, en vóór regulering met in de wet zelf vastgestelde (door de overheid te controleren) gedragsnormen [1]. Tot slot nog een opmerking over het “afschudden van de ideologische veren” door Wim Kok in de jaren negentig. Dit moet gezien worden tegen de achtergrond van de radicalisering van de PvdA in het tijdperk dat daar aan vooraf ging. De partij schudde in de jaren negentig het quasi revolutionaire marxistische vormingswerkersjargon uit de jaren zeventig en tachtig van zich af. De PvdA nam toen niet een neoliberale afslag. Zij keerde terug naar de oorspronkelijke reformistische uitgangspunten van de sociaaldemocratie.

[1] Zie: onder meer: Schuivende Panelen : continuïteit en vernieuwing in de sociaaldemocratie / [Commissie Programmatische Vernieuwingen: Jan Pronk (voorz.), Marjanne Sint … et al.], Amsterdam 1987, p. 151

Liever geen voortzetting van het islamdebat

NRC Handelsblad – Opinie 3 januari 2008 – Wim Mulder –

Ook in 2008 zal het gaan over de nationale identiteit, over de islam, en over het volk dat zich niet gezien en gehoord voelt, aldus Bas Heijne in zijn column in het NRC van 29 december. Dat vooruitzicht is niet erg aanlokkelijk. Kenmerkend voor dat debat is immers dat het met de werkelijkheid niets van doen heeft.

Ik woon zelf in de (door de politieke en intellectuele elite als probleemwijk aangeduide) Amsterdamse wijk Slotervaart. Ik merk hier niets van de vraagstukken waarover Cliteur, Scheffer, Heijne, Zwagerman, De Winter, Teeuwen, De Jonge en al die andere vrijzinnige dominees uit het postverzuilde tijdperk preken. Niks opwinding en verontwaardiging, niks opstand en wrok. Niks problemen. Ik denk dat mijn Marokkaanse en Surinaamse buren er net zo over denken. Er is nog een ander bezwaar tegen voortzetting van het debat over de islam en integratie. Het is zo saai en eentonig. Er zijn toch genoeg andere schokkende zaken die de duiding van de intellectuele middenstand verdienen. Het supportersgeweld bijvoorbeeld, of het dierenbeschermingsactivisme uitmondend in de moord op Pim Fortuyn. Daar zijn mooie en verontrustende verhalen over te houden, al dan niet met een ethisch toefje. Ik zie deze artikelen graag tegemoet.

Wim Mulder

Amsterdam

Uit het niets met valse persoonsgegevens?


Hij kwam uit het niets, een jongeman met een lorgnet die zich begin 1936 als huwelijkskandidaat aan prinses Juliana voorstelde, zo vertelt Cees Fasseur in de biografie over Wilhelmina. Zijn naam was niet een keer genoemd op de lijstjes van potentiele huwelijkskadidaten, waarmee de Nederlandse gazanten in opdracht van Wilhelmina en de vice-voorzitter van de Raad van State, Jonkheer Beelaarts van Blokland Europa afstruinden. Zijn lidmaatschap van nationaal-socialistische organisaties zou pas enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog bekend worden, toen dit door de Amerikanen werd onthuld. De Nederlandse gazant in Berlijn, Van Limburg Stirum was volgens Fasseur altijd zeer op zijn hoede voor huwelijkskadidaten die “in een bruine jas” liepen. Het is onwaarschijnlijk dat het huwelijk doorgang zou hebben gevonden indien bekend zou zijn geworden al vóór de machtovername door de nationaal-socialisten lid was van de Sturm Abteulung van de NSDAP, de partij van Hitler.

Het lidmaatschap van de prins van SA, SS en NDSAP bleef bij Beelaarts onbekekend. Waarom? Ayaan Hirsi Ali veranderde haar naam en haar geboortedatum, omdat zij wist dat de IND haar anders op het spoor zou kunnen komen via haar registratie bij de UNHCR, waar zij als vluchteling registeerd stond in het veilige land Kenia. Op grond daarvan kon ze niet in Nederland nog eens een verblijfstitel aanvragen. Veranderde de prins zijn geboortedatum van 28 in 29 juni om de naspeuringen naar zijn nazi-verleden te bemoeilijken?

Het is natuurlijk heel wel mogelijk dat de vermelding in de burgerlijke stand (28 juni 1911 om 02.45 uur) een misverstand is geweest, maar gelet op het leugenachtige leven van de prins is wantrouwen op zijn plaats. Waarom heeft de familie van de prins tijdens zijn jeugd de vergissing niet laten herstellen? Bijvoorbeeld in 1916 toen zijn naam van Graf von Biesterfeld in Prinz zur Lippe-Biesterfeld werd veranderd? Of is dit wel gebeurd en is de prins in de andere plaatsen waar hij heeft gewoond wel geregisteerd als geboren op 29 juni?

Om deze vraag te beantwoorden heeft Het Nederlands Blogblad een verzoek gedaan aan het landesarchiv Berlin om de registratie van de prins in de Berliner Einwohnermeldekartei 1975 – 1960 bekend te maken. Zodra de informatie binnen is kunt u daarover in dit blogblad lezen.

Verdonk schaft monarchie af


Het is er dan toch nog onverwacht snel van gekomen, de afschaffing van het Huis van Oranje als koningshuis.

Prins Bernhard staat in de burgerlijke stand van Jena vermeld als geboren op 28 juni 1911. Dat heeft burgerlijke-standmedewerkster Karin Kautz in 2003 aan de Ostthuringer Zeitung verteld. Zelf heeft hij daar bij zijn huwelijk 29 juni van gemaakt en zo staat het ook in zijn trouwboekje. Minister Verdonk kan dan ook geen andere conclusie trekken, dan dat de toestemmingswet voor het huwelijk van prinses Juliana betrekking heeft gehad op een niet bestaand persoon. Dat volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad inzake het Irakese gezin dat ook met het trouwboekje kwam aanzetten. Voor het huwelijk van Juliana met de man met de anjer en de pijp heeft het parlement geen toestemming verleend. Als gevolg het ontbreken van die toestemming was Juliana niet gerechtigd tot het koningschap.

Het Nederlands Blogblad ziet uit naar de brief van Minister Verdonk aan de Tweede Kamer, dat Juliana het koningschap wordt geacht niet te hebben verkregen en dat het Huis van Oranje in 1948 als koningshuis heeft opgehouden te bestaan. Uit fatsoen moet Beatrix nog zes weken de tijd krijgen om te vertellen hoe zij tegen de zaak aankijkt, maar dan moet het ook echt over zijn. Regels zijn regels en we blijven recht door zee!

Het programma van Pim Fortuyn geldig tot 15 mei 2002

24 Maart 2002

1. Benoem alle problemen die Nederland kent en presenteer deze als politieke programmapunten. Wek de indruk dat het probleem stellen hetzelfde is als het probleem oplossen. Toon daarbij als wetenschapper (“professor Pim”) een goede leerling te zijn van de eind jaren negentig overleden dr. R. Clavan, Oosteuropa-deskundige, wiens wetenschappelijke werk bestond uit het consequent herhalen van aan hem voorgelegde probleemstellingen.

2. Maak telkens duidelijk dat politiek in wezen erg simpel is, maar dat de gevestigde politiek er een ingewikkelde puinhoop van gemaakt heeft, die jij nu als krachtig leider gaat opruimen. Begeef je niet in discussies over een programmatische aanpak van de problemen. Wek de indruk jij de zonder kosten te maken de problemen kunt oplossen door organisaties en wetten die gevestigde politiek heeft bedacht om de maatschappij te ordenen, simpelweg te schaffen (artikel 1 van de Grondwet, de Monarchie, de Luchtmacht, de Landmacht, de Regiopolitie, het Torentjesoverleg, de huursubsidie, de basisvorming en de studiehuizen in het onderwijs, het management in de zorg en in het onderwijs, de vakbeweging, het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951, de organisaties in het maatschappelijk middenveld, de WAO, enzovoort).

3. Beantwoord met grote irritatie vragen over concrete voorstellen met nog maar eens uit te leggen welke maatschappelijke problemen in dit land opgelost moeten worden (“de puinhopen van Paars”). Verwijs indien de vraagsteller desondanks blijft doorvragen, naar in het verleden verschenen boeken van jouw hand, naar nog te verschijnen boeken, naar een niet nader gespecificeerde juiste uitleg van jouw boeken, naar een nog te schrijven verkiezingsprogramma, of als dat allemaal niet helpt, meer in het algemeen naar de daadkracht die je ook na de verkiezingen zult laten zien.

4. Laat zien dat je de Nederlandse tradities kent. Duwen en dringen om aan de beurt te komen is in Nederland heel gewoon. De Nederlander is vaak grof, onhoffelijk en ongemanierd. Hanteer deze stijl in het politieke debat. Maak ruzie. Maak het volk in je boeken en op tv volledig deelgenoot van de wijze waarop bij jou de primaire menselijke driften zich uiten. Laat in het openbaar zien dat je bepaald niet reuk-, geur- en smaakloos bent.

5. Voorkom dat je gedurende de verkiezingstijd verantwoordelijk wordt voor beleid en bestuurlijk gedrag. Leg je niet vast op een programma. Zeg dat je er geen zin in hebt tevoren je standpunten over allerlei zaken duidelijk te maken. Geef de partijen, zoals in Rotterdam, wel steeds opnieuw de gelegenheid om met je in gesprek te raken, maar doe daarbij geen afbreuk aan je streven een onbeperkte volmacht voor het bestuur van stad en land te verkrijgen.

Drion-pil

22 April 2001

Minister Borst (Volksgezondheid) vindt dat aan oude mensen die zelf een einde aan hun leven willen maken een zelfdodingsmiddel verstrekt mag worden.

Borst is ervoor “als het zó zorgvuldig geregeld kan worden dat het alleen díe hoogbejaarde mensen betreft die klaar met leven zijn”. Dat is nou typisch D66. Die partij denkt dat het gehele menselijke bestaan in regelgeving is te vatten. Ik zou zeggen dat je als politicus juist de opdracht hebt er aan bij te dragen, dat niemand klaar is met het leven. En als je al klaar bent met het leven, hoe ga je dan om met de mensen die nog niet klaar zijn met jouw leven? Of mogen de dierbaren van het beoogde stoffelijk overschot ook plaatsnemen in de toetsingscommissie die toeziet op de zorgvuldigheid bij de verstreking van de Drion-pil?

Een beladen vlucht

Dit artikel gaat over de afhandeling van de Bijlmerramp en de daaropvolgende enquête, met aandacht voor de kritiek en de reacties die daaruit voortvloeiden. Het plaatst de reactie van de politiek in de bredere culturele en politieke context in Nederland, met name op de neiging van de politieke elite om geloofsbeleving boven empirische feiten te stellen.

Continue reading Een beladen vlucht

‘Ook rijtjeshuis is een cultuurgoed’

NRC Handelsblad – 15 april 1997 Wim Mulder –

Weeber
Montijn
Zaaijer
Mulder
Duivesteijn

Carel Weeber wil af van het Nederlandse rijtjeshuis, de meest voorkomende en – volgens hem – door de staat opgelegde volksvijandige architectuur. Volgens Weeber is er ruimte genoeg voor een losstaand huis met een tuin er omheen. Mensen zouden in volledige vrijheid zelf kunnen bepalen hoe ze bouwen, zonder vrijheids beperkende welstands commissie en zonder stringente wettelijke bepalingen.

Staatsarchitecten? Onzin. Nederland kent geen staatsarchitectuur. Dat past niet in het Nederlandse politieke bestel, dat zich juist kenmerkt door een grote spreiding van het gezag en de daarbij behorende cultivering van het overleg tussen de elites, ook wanneer het over stedenbouw en architectuur gaat. Er zijn wel architecten met uitstekend gevoel voor wat de (democratisch gekozen) regentenelite vraagt.

Weeber is er zo een. Met zijn pleidooi voor vrijstaande zelfbouwhuizen in de open ruimte die nog over is, bedient hij de huidige regentenelite. Het ideeengoed van die elite is nu ‘paars op de markt’, dat wil zeggen een mengsel van sociaal-democratische technocratische expansie-denkbeelden, vermengd met een liberale orientatie.
Toch houdt Weeber, paradoxaal genoeg, nog steeds vol dat architectuur in de kern geen polltieke zaak is. “De kern van het ruimtelijk ontwerpen is vorm. Vorm blijft het centrum van het denken van architecten, stedenbouwers en landschapsarchitecten. Ontwerpers kunnen politici helpen de politieke vraagstukken tot oplossingen te brengen door hen te voren op vormconsequenties van hun beleid te wijzen en/of ogen voor nieuwe vormen en percepties te openen”, zei hij onlangs.

Laten we het daarom vooral over de vorm hebben. Ik vrees dat het doorvoeren van het bouwen in lage dichtheden zonder vastgestelde rooilijnen het onherroepelijke einde van ons vlakke land met zijn rechte lijnen en zijn duidelijke eenvoudige vormen betekent. Het einde van het ‘Panorama Nederland’.

In het interview wekt Weeber de indruk aan te sluiten bij de Nederlandse traditie: “Neem de Amsterdamse grachten, bij de bebouwing hiervan beperkte het stadsbestuur zich uitsluitend tot de uitgifte van kavels.” Maar deze bewering is onjuist. Amsterdam is aan het einde van de twaalfde eeuw ontstaan uit een aantal tot dijken aaneengegroeide terpen langs de Amstel. Deze dijken lagen in een drassig veengebied waar zonder ophogingen niet gebouwd kon worden.
Toen de bevolkingsdruk toenam, ontstonden langs de dijken lange smalle kavels met bebouwing in de rooilijn. Zo kon iedere kavel langs de dijk worden benaderd. Dit patroon werd bepalend voor de Hollandse stad. Sommige plaatsen zoals de Zaanse Schans bleven in de terpenfase steken. Maar de kaart van Amsterdam van Cornelis Anthonisz uit 1544 laat heel duidelijk de aaneengesloten bebouwing langs de rooilijn zien. Veel huisjes keurig op een rij.
Dat veranderde niet toen in de Gouden Eeuw het regenten patriciaat plannen voor stadsuitbreiding maakte. In 1613 kwam de eerste fase van de grachtengordel tot stand en in 1663 wordt deze voltooid. Het stadsbestuur beperkte zich niet tot de uitgifte van kavels. Er werden keuren vastgesteld, met gedetailleerde bebouwings voorschriften en er moest in de rooilijn gebouwd worden. In de middeleeuwse stad was het bouwen in de binnenplaatsen van de bouwblokken nog toegestaan, maar in de grachtengordel mochten de aan te leggen tuinen niet worden bebouwd. Tuinhuizen werden alleen ruggelings aan het einde van de tuin toegestaan. Er waren strikte gebruiks voorschriften voor de tuinen en de gebouwen.

Aan de grachten waren geen winkels en ambachts plaatsen toegestaan, wel in de zijstraatjes. Amsterdam is een vroeg voorbeeld van een door de stedelijke overheid tot in de details geplande stad. De stedenbouw van Berlage en Van Eesteren in Amsterdam en het rijtjeshuis in de rest van Nederland maken deel uit van een Hollandse traditie die teruggaat tot de Middeleeuwen. Het is de traditie van de rooilijn waarlangs gebouwd wordt, en de traditie van een overheid die waakt over die rooilijn.

Het rijtjeshuis is een Nederlands cultuurgoed. Niks opgelegde, uit Duitsland afkomstige sociaal-democratische staats architectuur. Niks Woningwet. Gewoon Hollandse bouwkunst.

Stadsgezichten

MARC VAN DEN BROEK – de Volkskrant 21 februari 1997

De Amsterdamse gemeenteraad heeft onlangs de binnenstad als beschermd stadsgezicht voorgedragen. Maar wordt Amsterdam daardoor fraaier? De gemeente kan de zaak niet op stel en sprong veranderen. Maar de aanwijzing van Amsterdam als Beschermd Stadsgezicht helpt. ‘We kunnen eigenaren met meer succes vragen wanstaltige reclame weg te halen.’

Het is een mooie straat. Maar dat kun je niet zien.

De Amsterdamse Kalverstraat lijkt op een willekeurige winkelstraat met veel kledingzaken achter moderne open puien. Een woud van uithangborden, muurdoeken en andere reclame-uitingen onttrekt de fraaie gevelwanden aan het zicht.

Toch is het lang niet meer zo erg als begin jaren tachtig, zegt W. Mulder van het Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam. ‘Op heel wat plaatsen is de gevelrand weer zichtbaar geworden. Haal bij het stadsarchief maar een foto van vijf a tien jaar geleden.’

Gelukkig is al veel lelijkheid verdwenen. Mulder wijst in de Kalverstraat naar boven.

Op plaatsen waar reclameborden hebben gehangen, is de gevel gehavend als na een beschieting. In de muur zitten gaten en hier en daar steken de draden eruit.

‘Daar moeten we ook nog iets aan doen’, mompelt Mulder. ‘Dit is ook geen gezicht.’

Hij loopt naar de winkel van Benetton. Daar laat hij een foto zien die vorig jaar is gemaakt. Over de hele hoogte van het pand hangt een doek waarop een grote blanke hand te zien is met een klein zwart handje erop. Nu is de authentieke gevel met zes ramen over twee verdiepingen weer te zien. ‘Zo willen we het hebben. Keurig.’

De meeste Amsterdammers schrikken niet meer van het verpeste uiterlijk van de gebouwen. Maar tijdens een wandeling met Mulder als gids slaat de verbijstering toe. Het is onvoorstelbaar dat de gemeenteraad de binnenstad onlangs als beschermd stadsgezicht heeft voorgedragen.

‘Beschermd stadsgezicht’, zegt Mulder, ‘legt geen beperkingen op aan reclameborden of garagedeuren in zeventiende-eeuwse gevels. Het stadsgezicht moet beschermd blijven, zoals het stratenpatroon. Nieuwbouw kan, mits het past.’ De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht helpt mee op weg naar een fraaiere binnenstad. ‘We kunnen eigenaren met meer succes vragen wanstaltige reclame weg te halen.’

En er is werk genoeg. Oudbouw of nieuwbouw, het maakt niet uit. In een prestigieus nieuw gebouw in de Jodenbreestraat bezet Albert Heijn de onderste verdieping. ‘Kijk eens naar die lichtbak. Die moet weg. Ze hadden het ding waarschijnlijk liggen in het magazijn in Zaandam. De losse blauwe letters vinden we acceptabel. Ze laten zien dat je respect hebt voor het gebouw.’

Een weg tussen de nieuwe gebouwen voert naar de historische binnenstad. Twee groen geschilderde afvalbakken blokkeren het trottoir. Een voor papier en een voor glas. ‘Ze zijn niet afgestemd op de ruimte hier, maar ze moeten onder de grond, hebben we besloten.’

Een kwartslag draaien bij het milieuparkje is voldoende voor een blik op een opvallend beschilderde gevel van een pand aan de Houtkopersburgwal. De luiken dragen teksten en kleurrijke tekeningen. ‘Dit keuren wij af’, klinkt het stellig uit de mond van Mulder. ‘Het past niet in het beeld. Degene die het pand bezit, moet er wat aan doen.’

Maar eenvoudig is dat niet. Bijna elke aantasting van het stedelijk schoon heeft een verklaarbare oorzaak. ‘Dit is een kraakpand’, weet Mulder. ‘Dan heeft het geen zin de eigenaar te schrijven, want hij heeft het niet in zijn macht om iets te doen. Door een brief te schrijven aan de krakers zou je een standpunt innemen over wie het pand in bezit heeft. We doen dus niks, maar er zit niks anders op.’

Ook op het water is veel mis. In de Oude Schans ligt een kleurrijk vaartuig met veel rood op de boeg. ‘Dit ontsiert het stadsbeeld. Je zou de boot kunnen laten overschilderen en als ze dat niet willen kun je hem laten weghalen. Maar je moet ook niet te streng zijn. Amsterdam moet een sjofel element blijven behouden, dat hoort bij de stad.’

De boot ligt aan de rand van de Nieuwmarkt die al jaren beschermd stadsgezicht is. De gevelrij is redelijk ongeschonden. En daar valt een rotte appel des te meer op. Op de Oude Schans is dat Twins Gym. De fitnessclub heeft een blauwe pui. Hier kan het beschermd stadsgezicht niets aan doen, herhaalt Mulder. ‘Maar op grond van andere regels wijzen we deze kleur af. Het past niet en we schrijven de eigenaar aan.’

De Amsterdamse puien zijn kwetsbaar, legt Mulder uit. Anders dan in bijvoorbeeld Maastricht dragen ze het gebouw niet. De huizen staan op heipalen onder de zijmuren. De gevel is er later ingezet. ‘In een weekeinde ligt hij eruit en een week later zit er wat anders in.’

Zoiets is te zien in de Korte Koningsdwarsstraat. In een smal pand is de voorgevel opgesierd met een matwitte aluminium garagedeur, een type dat veel is gebruikt in wijken uit de jaren zeventig. ‘We hebben de eigenaar bevolen dat hij de gevel in de oude staat moet herstellen.’

Niet alleen particulieren tasten het stadsbeeld aan. De overheid doet er volop aan mee. Op de Rechtboomssloot staan lantaarns op een ouderwets vormgegeven paal. Een minder-valide heeft tussen twee palen een vaste parkeerplaats. Daarom hangt er een modern knalblauw bord. ‘Het is niet mooi, maar je moet in je kritiek niet overdrijven. Als de rest van de stad er zo uit ziet als hier, dan ga ik naar huis. De panden zijn in goede staat en er hangt geen schreeuwerige reclame aan de muur.’

Mulder vindt niet dat alles in de stad grachtengroen moet worden. Het kan anders. Een pand aan de Kromboomssloot valt op. Het paars doet pijn aan de ogen. ‘Als je het beperkt houdt, moet zo’n accent kunnen’, oordeelt hij. ‘Kijk eens hoe dat pand eruit ziet. Het zit goed in de verf. Alles was hier twintig jaar geleden, toen de metro kwam, slooprijp.’

De wandeling voert naar de plek waar het metrostation Nieuwmarkt onder de grond ligt. Er staat nieuwbouw. Grijs gepleisterde muren met grasgroen geverfde brievenbussen en balkons breken met de traditie van het Amsterdamse bakstenen huis. Dit past in het geheel van de Nieuwmarkt, vindt Mulder. ‘Het is geen Anton-Pieckarchitectuur. Met deze huizen is het weefsel van de buurt hersteld.’

De rekbaarheid van het Beschermd Stadsgezicht blijkt ook in de Chinese buurt rond de Nieuwmarkt. Strikt genomen horen geen Chinese uitingen in een historisch Hollands straatbeeld. Maar het ruikt er oosters en dus hangen er overal vreemde tekens. Het gemeentebestuur heeft daar geen moeite mee. Maar tot hoe ver kun je gaan?

Mulder wijst naar restaurant Nam Kee aan de Gelderse Kade die met Chinese tekens klanten lokt. Dit is het resultaat van onderhandelingen. Nam Kee moest de Chinese luifel weghalen en mocht er een lichtbak met groene letters voor in de plaats hangen. ‘Dit is een compromis. Het geeft een rustiger beeld dan het was.’ Op de Wallen geldt dezelfde tweeslachtigheid. De teugels worden aangetrokken, maar zonder neon bestaan de Wallen niet.

De terrassen voor de cafes, dat is een ander gevecht. Op het Ouderkerkplein bij de Oude Kerk heeft cafe Old Church een wit overdekt terras gebouwd. ‘Er zijn veel terrasvergunningen verleend, want de stad moest op Parijs lijken.’

Mulder stapt door naar de Warmoestraat. Wat mooi is, is achter reclame verstopt. Meer nog dan in de Kalverstraat reiken de uithangborden bijna van gevel tot gevel. ‘De structuur van de panden is intact, maar de reclame is vrij storend. Je hoopt dat het beter wordt. De reclame is het gevolg van een liberalisering van de jaren tachtig. In winkelstraten mocht je toen meer dan een meter ophangen.’

Hier is duidelijk dat de gemeente de zaak niet op stel en sprong kan veranderen. ‘Als de zaak van eigenaar verandert, doen we wat. Op die manier veroveren we het mooie van de binnenstad centimeter voor centimeter terug. Dat lukt in de Kalverstraat beter dan hier.’

De regels voor nieuwkomers zijn duidelijk. Een uithangbord is hooguit een vierkante meter groot en de lichtbak mag hooguit zestig centimeter hoog zijn.

Ook op het Damrak, tussen Centraal Station en Dam lukt de verfraaiing nog niet zo goed. ‘Damrak is oorlog’, zucht Mulder. Er zijn tientallen procedures aan de gang. ‘De pizzeria’s hebben absoluut geen gevoel voor smaak, maar als we volhouden, dan winnen we.’